Raeduus Brunssum: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ouddorp (Overleg | biedraegen)
k Ouddorp heeft pagina Raadhuis Brunssum naar Raeduus Brunssum hernoemd
Ouddorp (Overleg | biedraegen)
Geen bewerkingssamenvatting
Rehel 1:
[[Plaetje:Brunssum-Lindeplein 2B.JPG|250px|rechts|Ouwe raeduus]]
Het raeduus van [[Brunssum]] is gebouwd in [[1917]] en [[1918]] deur annemer Heijnen uur Heerlerheide.
Het oude raadhuis is bijna 100 jaar oud. Er is nagenoeg niets geschreven over haar bouwgeschiedenis. Ondanks de beperkte bronnen, er zijn bijvoorbeeld geen bouwtekeningen, wordt in dit artikel getracht en een beeld te scheppen van de besluitvorming tot de bouw, de aanbestedingsprocedure en de oorspronkelijke bouw. Verder besteed dit artikel aandacht aan de latere aanbouw en aanpassingen. Vervolgens worden de eerste gebruikers en, opmerkelijk, de eerste bewoners van het raadhuis besproken.
==== Besluit tot bouw van een raadhuis''' ====
 
Mee de komst van de Staesmienen groeiende het antal inwoners arde. Waere het er in 1917 nog 5.116, in 1921 waere dit er al 9.901 en de groei ging deu tot 18.292 in 1945. Een uutbreiding bleek al in 1920 noôdzaekelijk en is toe ok anbesteed.
Tijdens de gemeenteraadsvergadering van 21 december 1916 merkte (voorzitter) burgemeester A. Meens op dat de bouw van een raadhuis dringend noodzakelijk is. De ruimte in de openbare school, die al vanaf 1870 dienst deed als raadhuis en gelegen op de hoek van de Kerkegats (Kerkstraat) en de Doorvaartstraat, was niet meer te gebruiken. Deze school uit 1870 was te klein geworden en werd vervangen door een grotere nieuwe openbare lagere school (de latere ambachtsschool) gebouwd op de plaats waar nu (2012) de supermarkt Jack Linders is gelegen. In de raadsvergadering van 9 maart 1917 werd besloten de bouw voorlopig uit te stellen vanwege de prijzen van bouwmaterialen, die ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog enorm waren gestegen. Wel werd besloten dat een architect opdracht kreeg om een plan te maken.
In de raadsvergadering van 10 april 1917 zegt voorzitter burgemeester A. Meens dat de bouw dringend noodzakelijk is. B & W worden gemachtigd om te onderhandelen voor grondaankopen. Gemeentesecretaris C. van den Camp wonende aan Kerkegats hoek Schiffelerstraat is bereid tijdelijk een kamer van zijn woning voor o.a. de raadsvergaderingen af te staan. Huurprijs voor zes maanden is ƒ 150,--.
Op 15 augustus 1917, kort voor de aanbesteding van het nieuwe raadhuis, vraagt burgemeester A. Meens op eigen verzoek ontslag. Dit wordt hem eervol verleend.
Inmiddels had architect Jos Bemelmans uit Meersen een bouw-tekening met bestek gemaakt.
Hij had een ontwerp gemaakt in een door de 19de-eeuwse bouwtraditie beïnvloede neoklassieke stijl.
Hiervan zijn geen bouwtekeningen meer te vinden, wel is het bestek aanwezig waaruit we echter nauwelijks de indeling kunnen maken.
De eerste openbare aanbesteding werd gedaan op 24 augustus 1917. Deze aanbesteding vond plaats onder toezicht van architect Jos Bemelmans uit Meersen. In totaal hadden vier aannemers ingeschreven, de inschrijvers waren:
1)Aannemer Cornelis Martinus Koster wonende te Rumpen-Brunssum.
Hij schreef in voor een bedrag van ƒ 50.800,--.
2) Aannemer Lambertus Soons, wonende te Merkelbeek.
Hij schreef in voor een bedrag van ƒ 50.200,--.
3) Aannemer Frans Bruls en H. Mulders uit Heerlerheide.
Zij schreven in voor een bedrag van ƒ 48.600,--.
4) Aannemer Jean Heijnen uit Heerlerheide waarbij opgetekend kan worden dat borg stonden: H.J. Franek, houthandelaar en J. Schmitz, beide wonende te Heerlen.
Hij schreef in voor ƒ 4.650,--.
Ad. 4.Heel merkwaardig is, dat dit een akte is waarin aannemer Heijnen een enorme fout heeft gemaakt. Hij schreef namelijk in voor een bedrag van ƒ 4.650,--. Hij heeft zich namelijk, gezien de andere inschrijvingen, een nulletje vergist. Het merkwaardige is, dat hij zich ook in woorden vergist, hij schreef namelijk letterlijk in voor een bedrag van ”Zes en veertig honderd en vijftig gulden”.
Nergens in het gemeentearchief is er iets te vinden over deze foute inschrijving. Kennelijk heeft architect Bemelmans dit niet gezien, of niet willen zien. Maar ook de verantwoordelijke ambtenaar heeft dit kennelijk niet opgemerkt.
Overigens is deze inschrijvingsakte wel in het archief aanwezig.
=='''Bouwplanwijziging''' ==
Tijdens deze eerste aanbesteding werd echter de mededeling gedaan, dat er wijzigingen in het bouwplan waren, waardoor de aannemers werden verzocht opnieuw in te schrijven. Er kwam een heraanbesteding.
Of dit gedaan is om Heijnen te vrijwaren van een eventuele miskleun waarbij mogelijk ook nog een eventuele rechtelijke procedure zou kunnen volgen? Wel publiceerde men dat Heijnen met ƒ 46.500 de minste der vijf inschrijvers was.
Er is niet precies na te gaan wat er achter de gesloten deuren is beslist.
Het betrof de volgende bouwplanwijzigingen.
1) In de kelder een plaats in te richten als woonkamer.
2) Een schoorsteenkanaal maken en in verbinding daarmee naast de schoorsteen de verwarming aan te brengen.
3) De twee kelderramen groter maken.
4) In de gang een dubbele tochtdeur aan te brengen.
5) In de kelderkamer een vloer te leggen en grestegels.
6) Op zolder twee slaapkamers maken ter grote van 20 m2.
7) Het peil aan de hoofdingang hoger te stellen, waardoor er treden bijgelegd moeten worden.
8) Een gewelf onder het balkon te metselen.
 
Het raedees is in redelijk tot oôge maete gaef bewaerd gebleven en is van groôt belang voo de omheving.
Door deze veranderingen werd de hoogte van de kelderruimte gebracht op 2.80 meter. Hierdoor kwam het gehele raadhuis iets hoger boven het maaiveld te liggen en moesten er twee treden naar de hoofdingang worden bijgelegd.
De aannemers werden verzocht een nieuwe inschrijving te doen. Op 27 augustus 1917 werd onder toezicht van architect J. Bemelmans in de raadsvergadering de aanbesteding en gunning gedaan. De inschrijvingen waren vervolgens als volgt:
1) Aannemer Cornelei Martinus Kosters wonende te Rumpen-Brunssum.
Hij schreef in voor een bedrag van ƒ 52.400,--.
2) Aannemer Lambertus Soons, wonende te Merkelbeek.
Hij schreef in voor een bedrag van ƒ 51.700,--.
3) Aannemer Frans Bruls en H. Mulders uit Heerlerheide.
Zij schreven in voor een bedrag van ƒ 52.000,--.
4) Aannemer Jean Heijnen uit Heerlerheide.
Hij schreef nu in voor een bedrag van ƒ 48.880,--.
Hieruit blijkt dat aannemer Heijnen zich bij de eerste inschrijving duidelijk vergist had, dit had moeten zijn, naar onze mening, ƒ 46.500.--.
De bouwopdracht werd gegund aan de laagste inschrijver: dhr. J. Heijnen uit Heerlerheide. Of dit een goede keuze is geweest, is nog de vraag. Zoals u in het verdere verhaal zelf kunt vaststellen.
==== '''
Hoofdstuk 2
De bouw van het raadhuis.''' ====
<gallery>
<gallery>
Plaetje:Voorbeeld.jpg|Bijschrift1
Plaetje:Voorbeeld.jpg|Bijschrift2
</gallery>
</gallery>
 
==Bronnen==
Aannemer Heijnen kon met de bouw beginnen. Tijdens de bouw werden enige noodzakelijke wijzigingen in het bouwplan aangebracht. Mede door de slechte economische omstandigheden, zeker in de buurlanden ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog, waren de prijzen van bouwmaterialen zeer wisselvallig. Er ontstond een rekening aan meerwerk van ƒ 28.015,54.
* Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Tijdens de bouw werd de entreetrap opnieuw ontworpen. Deze van Kunrader steen gemaakte trap is ”het kroonjuweel” van het gebouw en is misschien wel het meest gefotografeerde object van Brunssum. Defilés worden er afgenomen, verenigingen, families, bruidsparen en toeristen laten zich op deze trappen vereeuwigen.
* Habets, Geschiedenis Bisdom Roermond, IV, 17 e.v.
* Ral.archieven arrondissement Maastricht en het Departement der Nedermaas (Frans Archief). no 210.
* Veldnamen in Nederland, M. Schönfeld.
* 400 jaar Parochie H. Gregorius de Grote Brunssum, H.H.M. Bruijkers.
* Brunssum de Eeuwen door, W. Moonen.
 
[[nl:Raadhuis van Brunssum]]
Over de rekening van meerwerk ontstond een geschil tussen de gemeente Brunssum en aannemer Heijnen.
In de bestekvoorwaarden stond onder art. 43, dat wanneer er enig geschil mocht ontstaan tussen twee partijen, deze verplicht waren zich te onderwerpen aan de uitspraak van drie aangewezen scheidsmannen (arbiters).
De scheidsmannen waren, architect J.J. Drummen uit Brunssum, aannemer W. Simons uit Heerlen en architect J. Seelen uit Heerlen. Deze zouden uitspraak doen in het hoogste beroep.
De gemeente Brunssum had inmiddels al ƒ 21.560,-- aan meerwerk betaald. Na veel schriftelijke en mondelinge behandelingen kwamen de arbiters op 15 februari 1922 uiteindelijk uit op een bedrag van ƒ 20.106,44, te betalen aan de aannemer.
De gemeente Brunssum had echter door alle termijnen te betalen, al ƒ 1453,56 teveel aan aannemer Heijnen betaald. Dit bedrag werd binnen de gestelde termijn (1 mei 1923) in moten van
ƒ 50,-- terugbetaald.
 
In het rapport van de scheidsmannen staat o.a. dat zij van oordeel zijn, dat architect Bemelmans door onnauwkeurigheden in en onvolledigheden van het bestek en tekeningen, alsmede door slapheid in het leidinggeven van het werk, in hoge mate heeft bijgedragen tot het onjuiste en onnauwkeurige in door de eiser (aannemer Heijnen) ingediende staat van afrekening van 26 maart 1923. Om langlopende juridische procedures te voorkomen werd door advocaat van Oppen een minnelijke schikking met Bemelmans voorgesteld.
Bij de gunning van zijn ontwerp was met Bemelmans overeengekomen dat hij de bouw van het raadhuis zou uitvoeren voor 3,5 % van de totale kosten. Het meerwerk was echter niet in het arbitraal vonnis opgenomen. Het college van B & W accepteerde deze extra rekening van ƒ 1325,60 voor meerwerk, verwarming en meubilair niet. Architect Bemelmans had voor het meubilair, zijnde een bedrag van ƒ 5.684,--, ƒ 397,88 gedeclareerd, zijnde 7 %. Ook hier werd na veel schriftelijke en mondelinge onderhandelingen de zaak uiteindelijk via de procureur aan de Arrondissement Rechtbank te Maastricht beslist in het voordeel van de gemeente. Er werd een bedrag van ƒ 1000,-- aan Bemelmans uitgekeerd.
Bij de aanvang van de bouw was door de gemeente Brunssum dhr. Jean Palmen als toezichthouder namens de gemeente aangesteld.
 
Op 11 maart 1919 werd in het nieuwe raadhuis de eerste vergadering gehouden. Burgemeester Schmier maakte melding van trage, gebrekkige en nog onvolledige uitvoering door de aannemer en de architect.
Naast alle problemen bij de bouw, werd het nieuwe raadhuis in 1919 ook nog getroffen door een hevige storm. Omdat men de (Tuile-du-Nord) pannen niet had aangebonden werd een groot gedeelte van de dakbedekking van het dak, een z.g. wolfsdak, vernietigd en moest vernieuwd worden.
Het raadhuis werd gebouwd met rode veldovensteen, gemetseld in halfsteens verband en voorzien van een gesneden voeg. De onderzijde van het gebouw kreeg een plint 1.50 meter hoog van Kunrader natuursteen. Het is gebouwd in een door de 19de - eeuwse bouwtraditie beïnvloede stijl (overgang van Neoclassicisme naar Nieuwe Zakelijkheid).
 
Het telt een souterrainverdieping, twee bouwlagen en een zolderverdieping op een in hoofdvorm rechthoekige plattegrond.
Opvallend aan het gebouw is het bordes op de eerste verdieping en de overhoeks geplaatste klokkentoren.
 
De hoofdingang is centraal geplaatst en bereikbaar via een hardstenen buitentrap en een portiek met rondboogopeningen tussen kolommen. Daarboven bevindt zich het balkon met een balustrade en twee siervazen. De middenrisaliet wordt bekroond door een topgevel met siervaas en begrensd door geblokte lisenen met composiet kapitelen, die eveneens op de hoeken van het gebouw terugkomen.
Over de hele gevel zijn houten T-vensters met glas-in-lood aangebracht, voorzien van rondbogige bovenlichten. (De vensters werden eerst in 1953 voorzien van glas in lood)
Risalieten aan de op het zuiden gelegen voorgevel, de westelijke en de oostelijke zijgevel.
Onder risaliet verstaat men een gedeelte van een gevel van een gebouw dat over de hele hoogte licht naar voren uitspringt. Het woord is afkomstig van het Italiaanse risalto(uitbouw). Een risaliet in het midden van de gevel is een middenrisaliet, waarin vaak de ingangspartij is verwerkt. Een risaliet op de hoek noemt men een hoekrisaliet.
Het wolfdak met Tuile du Nord-pannen is versierd met nokpionnen en wordt onderbroken door dakkapellen, die later met één venster zijn verbreed.
Interieur
Het raadhuis had de volgende indeling: er is een souterrain, een begane grond, een verdieping en zolder.
Het souterrain
In het souterrain was een woongedeelte voor de familie van de conciërge.
Ook was er het politiebureau met twee arrestantencellen in gevestigd.
De begane grond
Op de begane grond lagen de burgemeesterskamer, de kamer van de gemeentesecretaris, de secretarie, de kamer van de gemeenteontvanger, het kantoor van de gemeenteontvanger en de bodekamer.
De 1e verdieping
Met de raadszaal, het bouwbureau, het bureau voor de politie-inspecteur en de commissiekamer.
De zolderverdieping
Met daarop twee slaapkamers voor de familie van de conciërge
 
==== '''Hoofdstuk 3
De eerste bijzondere gebruikers en bewoners.''' ====
 
Behalve de burgermeester, wethouders, de gemeenteraad en de gemeenteambtenaren kende het raadhuis ook nog twee opmerkelijke gebruikers en bewoners.
Ten eerste woonde er de conciërge Peter Hendrik Velraeds en zijn gezin.
Ten tweede was in het raadhuis tot 1936 het politiebureau gevestigd.
 
===== '''De conciërge''' =====
 
De eerste conciërge Peter Hendrik Velraeds en zijn gezin woonde in het souterrain van het nieuwe raadhuis.
Peter Hendrik Velraeds is geboren in Rumpen op 3 februari 1887, zoon van Jacobus Velraeds en Maria Barbara Hubertina Smeets. Peter Hendrik overleed in het ziekenhuis te Brunssum op 22 december 1976. Hij was gehuwd met Maria Helena Cremers, geb. 10 juni 1887 in Nuth, zij was vroedvrouw (wiesvrouw). Zij overleed in 1947 in haar woning onder het gemeentehuis.
De familie Velraeds had een woonkamer in het souterrain en twee slaapkamers van 20 m2 op de zolderverdieping ter beschikking. Dus iedere dag een flinke klim naar boven.
De jaarwedde van de conciërge werd in de vergadering van 6 augustus 1918 vastgesteld op ƒ 500,--, alsmede vrije woning, vuur en licht. Op 2 december 1918 wordt Velraeds als zodanig benoemd en gaat wonen in het souterrain onder het nieuwe raadhuis.
Na de uitbreiding van het raadhuis in 1921 werd in het souterrain de woning van de conciërge verder uitgebreid en kreeg hij nog een slaapkamer en woonruimte erbij.
 
===== Het politiebureau en het politiecorps. =====
Het politiebureau met twee arrestantencellen werd in deze benedenverdieping gevestigd. Tot 1915 diende het brandspuithuisje aan de oude Markt als arrestantenlokaal. Maar dit was zo’n slecht gebouwtje dat men er nauwelijks een arrestant enige uren kon vasthouden. Na 1915 deed het brandspuithuisje dan ook geen dienst meer en werden arrestanten opgesloten in de Marechausseekazerne in Schinveld.
Had Brunssum tot 1918 drie veldwachters te weten; Peter Bex (1902-1918), J.H. Mares die in 1913 als tweede veldwachter en J.J. Hendrikx (1917-1951) die in 1917 als derde veldwachter werd aangesteld.
Op 1 januari 1918 riep burgemeester Schmier het Brunssumse politiecorps in het leven en benoemde J.H. Mares en J.H. Hendrikx respectievelijk in de rang van hoofdagent en agent van politie. Bex bleef veldwachter omdat hij in oktober 1918 met pensioen zou gaan. In de loop van 1918 werd de politie nog uitgebreid met 4 agenten en in 1921 werd een uitbreiding met 7 agenten een feit. Op 7 april 1920 werd als inspecteur van Politie benoemd A.C. Lebbink (1920-1924). Ook het politiebureau werd bij de verbouwing aanzienlijk uitgebreid en kreeg de inspecteur op de 1e verdieping een afzonderlijke kamer met archief.
Overigens was de aanstelling van de twee eerste inspecteurs (A.C. Lebbink en J. Gitsels) geen succes. Beiden moesten ontslag nemen.
 
'''==== Hoofdstuk 4
De uitbreiding (1921) en aanpassingen. ===='''
 
Met de komst van de Staatsmijnen groeide het aantal inwoners snel. Waren het er in 1917 nog 5.116 inwoners, in 1921 waren dit er al 9.901 en de groei bleef doorgaan tot 18.292 inwoners in 1945. Door dit sterk groeiend aantal inwoners was het raadhuis reeds in 1920 te klein. Een uitbreiding was noodzakelijk.
Gemeente-architect J.J. Drummen kreeg opdracht om te gaan kijken of huren van ruimten mogelijk was. Men had het nieuwe winkelpand van Dhr. Janssen op het oog. Architect Drummen kwam echter met een negatief advies.
Op 25 februari 1921 werd het bouwen van een uitbreiding van het raadhuis in het openbaar aanbesteed.
Deze uitbreiding stond onder leiding van dhr. J.H. Ancion (chef-commies van de secretarie) en dhr. J. Drummen (architect) beiden wonende te Brunssum.
In totaal hadden voor deze uitbreiding 7 aannemers ingeschreven bij de openbare aanbesteding volgens de plannen en bestek, vastgesteld door het College op 21 december 1920.
Bij de opening der inschrijvingsformulieren blijkt dat is ingeschreven voor bedragen variërende tussen ƒ 34.050 tot ƒ 37.900 Aannemer L. Soons uit Merkelbeek was de laagst inschrijvende. Hem werd de bouw gegund maar niet voor een bedrag van
ƒ 34.050,--.
De gemeente-architect stelde vast dat sommige stelposten verlaagd konden worden. Het uiteindelijke bedrag waarvoor de aannemer het werk aannam was ƒ 29.950,--.
In het bestek stond als Algemene omschrijving van de uitbreiding:
De uit te voeren werken bestaan in het maken van een uitbreiding aan het raadhuis te Brunssum. De juiste plaats van het uit te voeren werk zal op het terrein door de architect nader worden aangegeven.
 
===== Omschrijving =====
Het werk bestaat in hoofdzaak uit een aanbouw, bevattende:
-In het souterrain: een kamer voor de conciërge, een kolen- en verwarmingskelder en politiebureau met drie extra arrestantencellen.
-Op de begane grond: secretarie, kantoor ontvanger, kluis, bodekamer, portalen en wc’s.
-Op de verdieping: kantoor en archief voor openbare werken, idem voor de politie, portaal en commissiekamer.
Het raadhuis werd aan de achterzijde uitgebreid met twee bouwlagen plus souterrainverdieping onder een plat dak. Door deze uitbreiding werd de kantoorruimte bijna verdubbeld temeer daar de ontvangsthal alsmede het trappenhuis in het oude gedeelte zeer veel ruimte in beslag nam. Ook de woonruimte van de conciërge werd aanzienlijk verbeterd, men kreeg een slaapkamer in dit souterrain. Ook de politie kreeg een veel betere verblijfsvoorziening.
Het oorspronkelijke raadhuis was tot op een hoogte van 1.50 m gemaakt van Kunrader steen, (aanvankelijk was bepaald dat dit Namense steen moest zijn). Ook het aangebouwde gedeelte moest gemaakt worden van Kunrader steen.
In het bestek stonden nog enige opmerkelijke aanwijzingen.
Er werd een speciale bewapening gemaakt voor de kluis en in de kluis kwam een brandvrije deur waarvoor ƒ 500,-- werd berekend.
In het souterrain moest zowel in de slaapkamer van de conciërge als in de woonkamer een notenhouten vloer worden gelegd met liggers. In de gang en keuken moesten dezelfde tegels worden gelegd.
Ook het politiebureau werd aanzienlijk vergroot en werd met stucwerk afgewerkt.
In 1936 werd aan de Raadhuisstraat een nieuw politiebureau gebouwd en kwamen de ruimtes in het souterrain vrij. Deze werden aanvankelijk als bergruimten gebruikt. De kamer van de Inspecteur van Politie werd ter beschikking gesteld van het hoofd Algemene Zaken.
 
==== '''Hoofdstuk 5
Latere (1945-1974) aanpassingen''' ====
 
 
De bruine buitengevels van het raadhuis zijn in 1948 wit geverfd met kalkverf. Daar deze kalkverf spoedig begon af te bladderen, is het raadhuis bij gelegenheid van het 50 jarig jubileum van de Staatsmijnen in 1952 opnieuw wit geverfd. Nu met een beter soort gevelverf.
In 1919 kreeg de gemeente van Bruinkoolexploitant ”Brederode” een moederklok geschonken, die bediende het mechanisme van de oorsponkelijke klok in het torentje van het Oude Raadhuis. Tot 1953 was hier echter geen uurwerk aan verbonden.
Het uurwerk in het torentje werd in 1953 aangebracht. Tevens werd daarbij de bronzen klok vervangen. De bronzen luidklok met een gewicht van ± 100 kg koste per kg ƒ 7,40. Op de klok werd een opschrift gegoten. Behalve de naam van de klokkengieter staat er op ”INDIEN ’T GEMEEN U ROEPT BESORG HET ALS UW EYGEN”
”BRUNSSUM 20 AUG. 1953”.
Het bedrijf M. van Kerkhof & Zonen uit Aarle-Rixel zou de opdracht uitvoeren voor een bedrag van ƒ 3795,--. Het heeft echter nog geruime tijd geduurd voordat het uurwerk met klok nauwkeurig zouden werken.
In de periode 1952 - 1974 werd het gebouw aangepast en gemoderniseerd. De volgende wijzigingen zijn gerealiseerd: de ruiten werden vervangen door glas-in-lood ramen, de geglazuurde waterlijst tussen de bouwlagen (alleen in bruine raadhuis) is in de voorgevel weggekapt, de gevelornamenten zijn behandeld met flextonvlies en geel gesausd, de dakkapellen op het voordakvlak zijn in 1974 verbreed en het ijzerwerk werd behandeld en gedeeltelijk vernieuwd.
====
'''Hoofdstuk 6
Huidige status''' ====
 
Het raadhuis verloor zijn oorspronkelijke functie in 1973, toen het nieuwe Bestuurscentrum (architect Theunissen) aan de overzijde van het Lindeplein in gebruik werd genomen. Het gemeentebestuur zetelt er niet meer, wel zijn er verschillende gemeentelijke afdelingen gehuisvest.
 
===== Waardering =====
Het raadhuis van Brunssum is van cultuurhistorische waarde en als zodanig van algemeen belang als bijzondere uitdrukking van een bestuurlijke ontwikkeling, met name als bouwkundige manifestatie van een (middel)-kleine gemeente uit het tweede decennium van de twintigste eeuw. De architectuurhistorische waarden worden bepaald door de bouwstijl, de betrokkenheid van architect J. Bemelmans te Meerssen, de esthetische kwaliteiten van diens ontwerp, het materiaalgebruik, de ornamentiek en de bijzondere samenhang tussen ex- en interieur.
Het gebouw is vanwege de situering verbonden met de sterke bebouwingsontwikkeling van Brunssum sedert de Eerste Wereldoorlog en van groot belang voor het aanzien van Brunssum.
 
Het raadhuis is wat betreft ex- en interieur in redelijk tot hoge mate gaaf bewaard gebleven en is van groot belang voor de visuele gaafheid van de bebouwde omgeving. Bovendien beschikt het raadhuis in regionaal opzicht over een aanzienlijke architectuurhistorische zeldzaamheidswaarde.
 
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Bronnen.
Habets, Geschiedenis Bisdom Roermond, IV, 17 e.v.
Ral.archieven arrondissement Maastricht en het Departement der Nedermaas (Frans Archief). no 210.
Veldnamen in Nederland, M. Schönfeld.
400 jaar Parochie H. Gregorius de Grote Brunssum, H.H.M. Bruijkers.
Brunssum de Eeuwen door, W. Moonen.
Archief van de Gemeente Brunssum.
Archief Rijckheyt Heerlen:
(T301:931-934-935-2516-2977)
(T301: 4051-4057-4076)
(T302: 5883-6156-6441).
Parkstad Limburg Architectuur Fietsroute. No. 1 Brunssum.