Wilhelmus van Nassouwe (tekst): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Erik Warmelink (Overleg | biedraegen)
tabel, <poem>
Rehel 1:
== De tekst ==
{|
|- style="vertical-align:top"
| <poem>
[[Willem van Oranje|'''W'''ilhelmus van Nassouwe]]
ben ik, van [[Dietsland|Duitsen]] bloed,
den Vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een [[Prins van Oranje|prinse van Oranje]]
ben ik, vrij onverveerd,
den [[Filips II van Spanje|Koning van Hispanje]]
heb ik altijd geëerd.
 
'''I'''n Godes vrees te leven
| Kolom1=
heb ik altijd betracht,
'''1.'''
daarom ben ik verdreven,
[[Willem van Oranje|Wilhelmus van Nassouwe]]<br />
om land, om luid gebracht.
ben ik, van [[Dietsland|Duitsen]] bloed,<br />
Maar God zal mij regeren
den Vaderland getrouwe<br />
als een goed instrument,
blijf ik tot in den dood.<br />
dat ik zal wederkeren
Een [[Prins van Oranje|prinse van Oranje]]<br />
in mijnen regiment.
ben ik, vrij onverveerd,<br />
 
den [[Filips II van Spanje|Koning van Hispanje]]<br />
'''L'''ijdt u, mijn onderzaten
heb ik altijd geëerd.<br />
die oprecht zijt van aard,
<br />
God zal u niet verlaten,
'''2.'''
al zijt gij nu bezwaard.
In Godes vrees te leven<br />
Die vroom begeert te leven,
heb ik altijd betracht,<br />
bidt God nacht ende dag,
daarom ben ik verdreven,<br />
dat Hij mij kracht zal geven,
om land, om luid gebracht.<br />
dat ik u helpen mag.
Maar God zal mij regeren<br />
 
als een goed instrument,<br />
'''L'''ijf en goed al te samen
dat ik zal wederkeren<br />
heb ik u niet verschoond,
in mijnen regiment.<br />
mijn broeders hoog van namen
<br />
hebben 't u ook vertoond:
'''3.'''
[[Adolf van Nassau (1540-1568)|Graaf Adolf]] is gebleven
Lijdt u, mijn onderzaten<br />
in Friesland in den [[Slag bij Heiligerlee (1568)|slag]],
die oprecht zijt van aard,<br />
zijn ziel in 't eeuwig leven
God zal u niet verlaten,<br />
verwacht den jongsten dag.
al zijt gij nu bezwaard.<br />
 
Die vroom begeert te leven,<br />
'''E'''del en hooggeboren,
bidt God nacht ende dag,<br />
van keizerlijken stam,
dat Hij mij kracht zal geven,<br />
een vorst des rijks verkoren,
dat ik u helpen mag.<br />
als een vroom christenman,
<br />
voor Godes woord geprezen,
'''4.'''
heb ik, vrij onversaagd,
Lijf en goed al te samen<br />
als een held zonder vrezen
heb ik u niet verschoond,<br />
mijn edel bloed gewaagd.
mijn broeders hoog van namen<br />
 
hebben 't u ook vertoond:<br />
'''M'''ijn schild ende betrouwen
[[Adolf van Nassau (1540-1568)|Graaf Adolf]] is gebleven<br />
zijt Gij, o God mijn Heer,
in Friesland in den [[Slag bij Heiligerlee (1568)|slag]],<br />
op U zo wil ik bouwen,
zijn ziel in 't eeuwig leven<br />
Verlaat mij nimmermeer.
verwacht den jongsten dag.<br />
Dat ik doch vroom mag blijven,
<br />
Uw dienaar t'aller stond,
'''5.'''
de tirannie verdrijven
Edel en hooggeboren,<br />
die mij mijn hart doorwondt.
van keizerlijken stam,<br />
</poem>
een vorst des rijks verkoren,<br />
| style="vertical-align:top" | <poem>
als een vroom christenman,<br />
'''V'''an al die mij bezwaren
voor Godes woord geprezen,<br />
en mijn vervolgers zijn,
heb ik, vrij onversaagd,<br />
mijn God, wil doch bewaren
als een held zonder vrezen<br />
den trouwen dienaar dijn,
mijn edel bloed gewaagd.<br />
dat zij mij niet verrassen
| Kolom2=
in hunnen bozen moed,
'''6.'''
hun handen niet en wassen
Mijn schild ende betrouwen<br />
in mijn onschuldig bloed.
zijt Gij, o God mijn Heer,<br />
 
op U zo wil ik bouwen,<br />
'''A'''ls [[Koning David|David]] moeste vluchten
Verlaat mij nimmermeer.<br />
voor [[Saul|Saül]] den tiran,
Dat ik doch vroom mag blijven,<br />
zo heb ik moeten zuchten
Uw dienaar t'aller stond,<br />
als menig edelman.
de tirannie verdrijven<br />
Maar God heeft hem verheven,
die mij mijn hart doorwondt.<br />
verlost uit alder nood,
<br />
een koninkrijk gegeven
'''7.'''
in Israël zeer groot.
Van al die mij bezwaren<br />
 
en mijn vervolgers zijn,<br />
'''N'''a 't zuur zal ik ontvangen
mijn God, wil doch bewaren<br />
van God mijn Heer dat zoet,
den trouwen dienaar dijn,<br />
daarna zo doet verlangen
dat zij mij niet verrassen<br />
mijn vorstelijk gemoed:
in hunnen bozen moed,<br />
dat is, dat ik mag sterven
hun handen niet en wassen<br />
met eren in dat veld,
in mijn onschuldig bloed.<br />
een eeuwig rijk verwerven
<br />
als een getrouwen held.
'''8.'''
</poem>
Als [[Koning David|David]] moeste vluchten<br />
| style="vertical-align:top" | <poem>
voor [[Saul|Saül]] den tiran,<br />
'''N'''iet doet mij meer erbarmen
zo heb ik moeten zuchten<br />
in mijnen wederspoed
als menig edelman.<br />
dan dat men ziet verarmen
Maar God heeft hem verheven,<br />
des Konings landen goed.
verlost uit alder nood,<br />
Dat u de Spanjaards krenken,
een koninkrijk gegeven<br />
o edel Neerland zoet,
in Israël zeer groot.<br />
als ik daaraan gedenke,
<br />
mijn edel hart dat bloedt.
'''9.'''
 
Na 't zuur zal ik ontvangen<br />
'''A'''ls een prins opgezeten
van God mijn Heer dat zoet,<br />
met mijner heires-kracht,
daarna zo doet verlangen<br />
van den tiran vermeten
mijn vorstelijk gemoed:<br />
heb ik den slag verwacht,
dat is, dat ik mag sterven<br />
die bij [[Maastricht]] begraven,
met eren in dat veld,<br />
bevreesde mijn geweld;
een eeuwig rijk verwerven<br />
mijn ruiters zag men draven
als een getrouwen held.<br />
zeer moedig door dat veld.
<br />
 
'''10.'''
'''Z'''o het den wil des Heren
Niet doet mij meer erbarmen<br />
op dien tijd had geweest,
in mijnen wederspoed<br />
had ik geern willen keren
dan dat men ziet verarmen<br />
van u dit zwaar tempeest.
des Konings landen goed.<br />
Maar de Heer van hierboven,
Dat u de Spanjaards krenken,<br />
die alle ding regeert,
o edel Neerland zoet,<br />
die men altijd moet loven
als ik daaraan gedenke,<br />
en heeft het niet begeerd.
mijn edel hart dat bloedt.<br />
 
| Kolom3=
'''Z'''eer christlijk was gedreven
'''11.'''
mijn prinselijk gemoed,
Als een prins opgezeten<br />
standvastig is gebleven
met mijner heires-kracht,<br />
mijn hart in tegenspoed.
van den tiran vermeten<br />
Den Heer heb ik gebeden
heb ik den slag verwacht,<br />
uit mijnes harten grond,
die bij [[Maastricht]] begraven,<br />
bevreesdedat Hij mijn geweld;<brzaak wil />redden,
mijn onschuld maken kond.
mijn ruiters zag men draven<br />
 
zeer moedig door dat veld.<br />
[[Vaarwel|'''O'''orlof]], mijn arme schapen
<br />
die zijt in groten nood,
'''12.'''
uw herder zal niet slapen,
Zo het den wil des Heren<br />
al zijt gij nu verstrooid.
op dien tijd had geweest,<br />
Tot God wilt u begeven,
had ik geern willen keren<br />
zijn heilzaam woord neemt aan,
van u dit zwaar tempeest.<br />
als vrome christen leven,
Maar de Heer van hierboven,<br />
't zal hier haast zijn gedaan.
die alle ding regeert,<br />
 
die men altijd moet loven<br />
'''V'''oor God wil ik belijden
en heeft het niet begeerd.<br />
en zijner groten macht,
<br />
dat ik tot genen tijden
'''13.'''
den Koning heb veracht,
Zeer christlijk was gedreven<br />
dan dat ik God den Heere,
mijn prinselijk gemoed,<br />
der hoogsten Majesteit,
standvastig is gebleven<br />
heb moeten obediëren
mijn hart in tegenspoed.<br />
in der gerechtigheid.
Den Heer heb ik gebeden<br />
</poem>
uit mijnes harten grond,<br />
|}
dat Hij mijn zaak wil redden,<br />
mijn onschuld maken kond.<br />
<br />
'''14.'''
[[Vaarwel|Oorlof]], mijn arme schapen<br />
die zijt in groten nood,<br />
uw herder zal niet slapen,<br />
al zijt gij nu verstrooid.<br />
Tot God wilt u begeven,<br />
zijn heilzaam woord neemt aan,<br />
als vrome christen leven,-<br />
't zal hier haast zijn gedaan.<br />
<br />
'''15.'''
Voor God wil ik belijden<br />
en zijner groten macht,<br />
dat ik tot genen tijden<br />
den Koning heb veracht,<br />
dan dat ik God den Heere,<br />
der hoogsten Majesteit,<br />
heb moeten obediëren<br />
in der gerechtigheid.<br />
}}